dinsdag 30 oktober 2018

Kinkerbuurt en de ten Katenmarkt door de jaren heen !



Eigenlijk heeft dat buurtje mijn hele leven bepaald. Het vierkantje tussen de Kostverloren kade, de Wenslauerstraat, de Bilderdijk kade en de Jacob van Lennepkade.

Begin vijftiger jaren


Mijn vroegste herinneringen, midden jaren ’50 gaan terug naar die buurt.
Geboren op de Kostverloren Kade, op de omgebouwde zolderverdieping bij mijn Oma. De woningnood was groot en een ‘eigen huisje’ was alleen voor je weg gelegd als je op de Dam woonde!
Wij keken uit op de lts “Maas Geesteranus”!  (Pas veel later begreep ik waarom men moest lachen als je de klemtoon verkeerd legde en dus het laatste deel van die naam benadrukte.)
’s Winters als vier jarig jochie, op mijn knietjes in de dakkapel, kijken naar de kinderen die ‘schotsje’ aan het springen waren als de ijsbreker het ijs had stuk gemaakt om de scheepvaart doorgang te
verlenen. Of zomers, urenlang kijken naar de overhaal. Een soort kraan die de groentebootjes van de boeren uit de polder (ja echt hoor, de stad hield zo’n beetje op achter de Kostverlorenkade!) die hun groente naar de veiling gingen brengen bij de markthallen.

Met mijn moeder mee naar de ten Katenmarkt om de dagelijkse boodschappen te halen. De groentestal, de kaasboer, de poelier, de vleeswaren winkel, (plakkie worst kleine? Een vraag die me zo vaak irriteerde. Ik was verdomme al vier jaar en dan zeg je toch geen ‘kleine’ meer!)  De sigarenboer, de voorloper van ‘Han de Pannenman’ en natuurlijk ‘ome Joop’ in de volksmond
steevast ‘malle Jopie’ genoemd. Allemaal vaste waardes op die volksmarkt.

Elke dag moest even gekeken worden wat ‘malle Jopie’ nu weer op zijn kar had liggen. Elke dag was het aanbod van zijn handel verschillend. Zijn houding tegenover de vrouwen (ja echt, het waren voor 95% vrouwen die hem zijn klandizie bezorgde) daarentegen veranderde niet. Ze mochten kijken naar wat er op de kar lag, maar aankomen liever niet. Deden ze dat toch dan was het commentaar niet van de lucht.
“Afblijven wijffie, ik zit bij jou toch ook niet overal in te knijpen!” was een van die ‘nette’ gevleugelde uitspraken van hem. Als ze dan toch doorgingen waren de teksten iets minder gekuist.
Malle Jopie had een zwak voor kinderen, althans dat dacht ik vroeger altijd. Pas jaren later begreep ik waarom hij die kinderen altijd paaide!
Iedereen kende iedereen en iedereen hielp iedereen! Het was geen vette pot in die tijd en je had elkaar nodig. Het individualisme vierde nog geen hoogtij!


Eind vijftiger jaren
Mijn ouders hadden mazzel, ze konden een woning rijgen aan de rand van de stad. We gingen verhuizen naar de Orteliusstraat. We kwamen te wonen schuin tegenover mijn zuster. Daar waar mijn vader zijn eerste vrouw ook woonde. Het was natuurlijk keurig geregeld Eerst om instemming van zijn eerste vrouw gevraagd en die maakte geen bezwaar dus de emigratie uit de Kinkerbuurt was een feit. Niet dat nu alle banden verbroken waren met die prachtbuurt! Nee, mijn Opoe bleef daar gewoon wonen. Op de Kostverloren kade dus. Op de vrijdagmorgen was dat een verzamelpunt voor haar kinderen. Ze had er elf. Twee waren er net voor de oorlog en in de oorlog omgekomen. Dus bleven er negen over. Die negen zorgde ervoor dat Opoe in leven bleef, door haar financieel te steunen.

Er was nog geen AOW in die tijd, in ’57 werd de beslissing genomen in het kabinet om hem in te voeren als vervanging van de Noodwet “ouderdomsvoorziening” welke door Drees persoonlijk was ingevoerd. Je was als oudere dus afhankelijk van je kinderen (het lijkt er vaak op dat we met onze maatschappij weer op dat punt zijn aangekomen, ouders die hun hele leven hard hebben gewerkt worden nu weer steeds meer afhankelijk van hun kinderen en dat noemen we dan “de vooruitgang!!)
Op vrijdagochtend kwamen de meiden (aangetrouwd en eigen) even langs voor een bakkie en dan moesten ze gelijk even een knaak aftikken zodat Opoe de week weer door kon komen. Moesten is het verkeerde woord, het was een vrijwillige bijdrage. Maar dat woord “Vrijwillig” heeft Opoe nooit echt begrepen. Zij was van mening dat het gewoon hun plicht was en dat ze er recht op had. Ze hield de administratie nauwkeurig bij in een klein opschrijfboekje. Knaak op tafel, streepje achter je naam in het boekje en Opoe wist dat je betaald had. Opoe had dat boekje omdat ze een beetje vergeetachtig aan het worden was. Een vrouw met een zwaar leven en eind zeventig, dan mag dat natuurlijk. Het was dus een goed plan van haar omdat nauwkeurig bij te houden. Alleen……..tja ze werd dus vergeetachtig en er schoot weleens een streepje bij in, gewoon effe vergeten een streepje te zetten.

De volgende vrijdag waren dan de poppen aan het dansen. Opoe zat met haar boekje te wachten in haar brede leunstoel. De zilvergrijze haren, beetje blauw zelfs, keurig opgestoken in een knot en tot in de puntjes verzorgt. Ze stak schril af tegen al die oude meubeltjes waarmee ze zich had omringt!   Het ging goed tot aan het moment tot dat alle meiden zich gemeld hadden en dan was het bingo. Het boekje kwam tevoorschijn en de uitbetaling was begonnen!
“Wil” ik noem Wil maar de namen zijn uitwisselbaar want ze kwamen allemaal aan de beurt.
“Wil, je bent vergeten te betalen vorige week, dus ik krijg nu twee keer van je!”
Geen misverstand nu, het was geen vraag, maar gewoon een vaststelling waar geen discussie over mogelijk was.
Wil zei natuurlijk
“Maar moeder, ik denk dat u vergeten bent een streepje te zetten hoor, want ik heb vorige week gewoon betaald!”
“Ga jij nou tegen mij zeggen dat ik zit te liegen, of ik wel eens wat vergeet. Nou mooi niet hoor. Als het je te duur wordt dan stop je er toch lekker mee. Laat mij maar in arremoede leven hoor. Maar ga niet zeggen dat ik het vergeet”
Daarna volgde nog een elle lange discussie, kwam haar potje met geld op tafel en bleek dat Wil wel had betaald. Als dan bleek dat het allemaal klopte wist ze het zo te draaien dat ze toch gelijk had.
“Het is gewoon jullie schuld, doordat jullie allemaal je eigen ermee bemoeien wordt het een bende”
Einde discussie. Aansluitend ging ik dan met mijn moeder mee boodschappen doen op de markt.

Begin zestiger jaren
Samen me mijn moeder naar de Markt. Ondanks dat we in de Orteliusstraat woonden was de markt gewoon de ten Katemarkt en niet, wat voor de hand gelegen zou hebben, de Vespucius markt in de Jan Evertsenstraat. Nee, de markt was de markt in die was gewoon in de Kinkerbuurt. We waren op het GVB aangewezen. Met lijn 7 van het Mercatorplein naar de halte ten Katestraat. Het mooiste waren de open loopwagens. Daar kon je zo lekker in en uit springen als hij over de brug reed van de Kostverloren kade. Halte ten Katestraat was een halte zonder halte.

Gewoon midden op straat stopte hij en dan stapten de passagiers in en uit. Ik zocht vaak de conducteur op en meestal mocht je dan aan de bel trekken zodat de bestuurder wist dat hij weer kon rijden. Terug was het meestal de halte op de hoek van de Jan Pieter Heijestraat waar we instapte. Als het pokkenweer was kon je je eigen helemaal tegen de gevel van “hazenberg herenmode” aan drukken om droog te blijven. Als lijn 7 dan stopte moest je je met een rotgang tussen de auto’s door werken om aan boord te klimmen voordat de vertrek bel klonk!
Ik denk dat ik inmiddels een jaar of tien was. Doordat we niet meer dagelijks over die markt liepen zag je de mensen achter die karren ouder worden. Natuurlijk kende ik iedereen nog en iedereen kende mij. Steevast werden we begroet door alle Ooms en Tantes achter de kramen, een warm gevoel. Bij de vleeswaren kar werd nog steeds gevraagd “plakkie worst kleine” dat ik fel reageerde opdat ‘kleine’ vonden ze allemaal hilarisch.

Ook aan de kar bij ‘malle Jopie’ was niets veranderd, alleen waren de meeste vrouwen waren wat ouder geworden en was er een nieuwe lichting “jong spul” bijgekomen die Jopie zijn aandacht op eiste. Malle Jopie had een prima geheugen. “Dag jonge, hoe is het met je?” en meteen daarop “wat heb je toch een plaatje van een moeder, een lekkere meid hoor!”
Ik wist niet waar ik het zoeken moest. Om te compenseren mocht ik een ‘marssie’ uit een van de bakken pakken!

Midden zestiger jaren
Vanaf mijn twaalfde kwam ik terecht op de lts waar ik vroeger op uit keek. Eerst in de brugklas om een richting te kiezen werd gezegd. Daarna de schilder klas van meneer Sargentini. Niet uit vrije keus maar meer als lotsbestemming. Mijn vader was schilder, mijn Opa was Schilder en een broer van mijn vader was schilder, tja en dus werd ik ook schilder.

In die tijd viel er weleens een uurtje uit op school. Steevast was dan de gang naar de Markt op de ten Katestraat. Even struinen langs al die kramen met evenzoveel bekende. Bij de kaasboer was het steevast “kom je boodschappen doen voor je moeder of kom je gewoon bietsen?” Onder tussen werd een homp jonge kaas afgesneden en in mijn handen gedouwd. “Wel je best doen op school hé
, boef!” en weg was je weer. Even bij de nieuwe kraam van ‘Boer Geert’ langs een beetje dromerig naar al die vleeswaren staan kijken. Opgeschrikt door Tante Annie “Hé, Robbie, plakkie worst jongen”
Ik had een naam, ik was geen kleine jongen meer. Ik hoorde erbij!! Mijn dag kon niet meer stuk! Ik werd een man!!

De jaren op de Lts duurde een eeuwigheid.
Opoe was inmiddels verhuist va Kostverloren kade 138 3 hoog, naar Kostverloren kade 138 huis.
Ze wilde voor geen goud weg uit ‘haar’ Kinkerbuurt. Ze was dolgelukkig dat ze al die trappen niet meer op hoefde en genoot van haar huisje. Het mooie was dat ze al haar meubeltjes op precies dezelfde plek kon neerzetten als waar ze op de derde verdieping hadden gestaan. Kortom het was haar vertrouwde omgeving.
In het derde jaar op de Lts was het rooster zo dat we elke vrijdagmiddag een halfuur langer pauze hadden tussen de middag. Ik ging dan naar Opoe toe om mijn meegebrachte brood op te eten en naar haar verhalen te luisteren over vroeger. Vertellen kon ze als de beste.

Voordat het zover was moest er eerst wat anders gebeuren. Er lag steevast een gulden op het kleine eettafeltje, die werd dan in mijn richting geschoven met de mededeling:
“ga jij eens even drie peneluxjes, van die gedraaide broodjes, halen bij de bakker in de Lootstraat”
Ik pakte het geld en ging op weg en was zo weer terug.
Ondertussen had ze twee bordjes op tafel neer gezet, de botervloot met goeie boter en een pot bruine basterdsuiker. Elke vrijdag hetzelfde ritueel, elke vrijdag was ik verbaasd dat we dat gingen op eten. Elke vrijdag zei ze: “dat vond je opa, god hebbe zijn ziel de kolerelijer, ook het lekkerste. Gewoon een peneluxje met dik boter en bruine suiker, heerlijk toch.”
Even bleef het dan stil aan tafel, ze wat voor haar uit te kijken in gedachten verzonken.
“Kom, eet op zoveel tijd heb je niet meer, je moet terug naar school.” Vervolgens schoof ze een pakkie shag naar me toe en zei: “Da’s voor de hele week, niet thuis vertellen want dan krijg ik gelazer met je ouders.” Ze liep mee naar de deur, gaf me een zoen en zei: “dag jongen goed je best doen hé, dan word je misschien nog weleens een Rembrandt”
(Wil je meer lezen over mijn Opoe, kijk dan even hier:
https://sjipkes-place.webnode.nl/verhalen-/opoe-een-zwaar-leven/)

Eind zestiger jaren trad ik toe bij het Korps mariniers en kwam logischerwijs veel minder in de Kinkerbuurt. Een elke keer als ik weekendverlof had, effe naar Opoe en dan nog even de markt over.

Midden zeventiger jaren
Na mijn diensttijd en wat omzwervingen door Europa, leerde ik mijn vrouw kennen in Maastricht. Al snel was de beslissing genomen om samen verder te gaan en wel in Amsterdam.  Op de nette manier natuurlijk. We gingen trouwen en moesten op zoek naar woonruimte voor ons zelf. Wat dat aangaat is er in Mokum weinig veranderd, nu woningnood en toen woningnood. 

‘Geen woning, geen nood’ riepen Ome Dick en Tante Dora. Zij was de zuster van mijn moeder en woonde inmiddels ook alweer jaren in Amsterdam in de Wenslauerstraat bijna op de hoek van de Kostverloren kade. Ze hadden een zolderverdieping die redelijk ruim was en al een paar keer eerder onderdak had geboden aan woningzoekende jongelui. Mijn neef en zijn vrouw waren boven begonnen, later was het de plek voor mijn nicht die aan het begin van haar huwelijk stond, nog een verdwaalde neef die een poosje daarboven had gewoond en nu waren mijn vrouw en ik aan de beurt om onze intrek te nemen bij die twee lieverds!

Ik werkte in die tijd nog in de horeca in een van de echt laatste bruine kroegen, café de Dam of beter bekend als “bij Jantje Vader” Els, nog zo bleu als het maar kon, kwam zo uit het ‘heilige’ Maastricht en was volgens de schoonfamilie midden in het “Sodom en Gomorra” van het noorden terecht gekomen. Dat was dus wennen. Ze is zo goed en liefde vol opgevangen door die twee mensen. Zij hebben haar eigenlijk door die eerste tijd heen gesleept. Zo leerde Els dus ook de Ten Katemarkt, die aan het einde van de Wenslauerstraat lag kennen.

Els was gewend dat je bij de bakker gewoon om de beurt geholpen werd. Je wachtte keurig op je beurt bij de bakker bijvoorbeeld. Zo ging dat in Maastricht, maar dat lag in de grote stad wel even iets anders. Bij bakker Schut stond ze in het begin oneindig te wachten. Iedereen was voor haar. Als ze dacht dat ze aan de beurt was dan riep er wel weer eentje “effe wachten zus ik ben eerst” Els gaf daar, zeker in het begin, aan toe en het duurde een eeuwigheid voordat ze aan de beurt was.
Tegenwoordig is ze zo vlug weer buiten, dat ik haar wel eens heb gevraagd “hoe flik je dat?”
“Simpel” was het antwoord “Ben getraind tegenwoordig en ik ben een goede leerling!”

Vaak, als we samen vrij waren liepen we over die markt, iedereen wist dat Els bij mij hoorde. Het commentaar was niet van de lucht. Vooral ‘Rooie Herman’ de kaasboer die in die tijd de stal van zijn vader over had genomen had altijd zijn woordje klaar! Variërend van lekker wijffie tot “goh, heb je nou weer een ander bij je” waren zo van die opmerkingen die voor algehele hilariteit zorgde.

Na ruim twee jaar gewoond te hebben bij die twee schatten was het tijd om afscheid te nemen van de Wenslauerstraat. We hadden mazzel!  Zo midden ’76 kregen we de laatste woning toegewezen van de nieuwbouw in de Borgerstraat.
De borgerstraat tussen de Nicolaasbeetstraat en de ten Katemarkt was een van de eerste blokken in de wijk die in het kader van de stadsvernieuwing uit de grond werden gestampt.
We kregen als laatste van het blok de sleutels van nummer 100. Het toeval wilde dat mijn Opoe ook nog op nummer 100- 3 hoog achter had gewoond. Van een soort van thuis komen was natuurlijk geen spraken meer.
Door de jaren heen was voor en achter verdwenen, de woningen waren samengevoegd tot 1 en zelfs die waren aan de krappe kant. De nieuwbouw was vele malen ruimer dan de gesloopte panden.
Waar nu twee woningen stonden waren vroeger 8 woningen geweest. Wij waren in ieder geval dol gelukkig.

De sociale cohesie in die buurt was vreselijk groot. Men had werkelijk alles voor elkaar over. Als er iemand ziek was dan werd dat door de buurtjes onderling opgevangen. Op vrijdag werd uitgebreid schoongemaakt en op de goede afloop werd er dan vaak een kratje bier leeg gemaakt. Het leven was zoals het leven hoort te zijn. Heerlijk om te leven dus!!

Natuurlijk veranderde dat in de loop der jaren.
We hebben bijna 23 jaar daar gewoond. Midden ’76 kreeg ik mijn aanstelling als trambestuurder bij het GVB. En ging Els werken bij bureau monumentenzorg dat toen nog was gevestigd in de Dirk van Hasseltsteeg in de binnenstad. Nu reed ik zelf onder andere op lijn 17 door die straat waar ik als kind en puber zo vaak door heen was gekomen en beleefde avonturen, die ik eerst allen van de andere kant had mee gemaakt. Een van die voorvalletjes was met een oud vrouwtje dat maar niet kon oversteken bij Hazenberg op de hoek van de J.P. Heijenstraat als je dat verhaal wil lezen moet je maar even hier kijken:
https://sjipkes-place.webnode.nl/news/lijn-7-of-lijn-17-/

Ik woonde weer op oude grond in de Borgerstraat dicht bij alles wat me in mijn jeugd zo lief was geweest. Zoals gezegd, er veranderde veel in die jaren in die mooie Kinkerbuurt.
De sociale samenstelling veranderde, de intocht van buitenlanders was op gang gekomen. Viel het de eerste 5 a 10 jaren nog mee de laatste 10 jaren ging het erg hard. Van een arbeidersbuurt pur sang, met een samenstelling van 85% autochtone bewoners naar een samenstelling van 70 a 80% allochtone bewoners aan het einde toen we de wijk hebben genomen naar Almere. Verdomde jammer hoe die mooie buurt in die tijd verpauperde, de mensen werden veel meer op zichzelf en waren veel minder bereid om wat voor elkaar te doen. De samenstelling op de markt veranderde. De vaste marktlui vertrokken en hun plaats werd ingenomen door mensen van buiten Nederland, er ging een andere cultuur heersen en het was er eentje waarin ik mij nooit op mijn gemak heb gevoeld.
Ook dat heb ik al eens eerder beschreven en is hier terug te vinden:

Mijn Opoe, die het nog lang volgehouden had op de Kostverloren kade, werd zo ziek dat ze in het Slotervaart ziekenhuis werd opgenomen. Je weet wel, die tent die ze van de week hebben moeten sluiten omdat we de zorgverzekeraars de macht hebben gegeven absurd veel winst te maken en dat ten koste van de eerste lijn zorg in ons Mokum! De Kinker buurt was de Kinker buurt niet meer toen zij vertrok. Ze heeft nog enkele jaren in het Slotervaart verpleegtehuis door gebracht. Daar was ze op haar manier erg gelukkig. Als we op bezoek kwamen pakte ze steevast de hand van Els en fluisterde: “Het is een goede jongen, wees een beetje zuinig op hem, mejuffrouw! Trouwens jullie mogen wel in mijn huisje trekken hoor, zolang als ik hier zit” Ze had er geen idee van dat ‘haar huisje al zo’n drie jaar geleden aan de woningbouw was teruggegeven! ze stierf vredig en van ouderdom.

Midden negentiger jaren,
zijn we noodgedwongen verhuist naar Almere. We
moesten door omstandigheden de stad verlaten en ons gaan vestigen op een rustiger plekje. Dat werd, net als zovele Amsterdammers in die tijd, Almere. Almere buiten om precies te zijn. We kregen een woning aan de rand van Almere, tegen het buiten gebied aan. Heerlijk rustig dus!
Binnen nog geen drie jaar zaten we midden in Almere. Die stad groeide zichzelf voorbij in die tijd.

Friesland
Voor ons was dat het teken om het nog maar verder noordelijk te zoeken. In Woudsend om precies te zijn. Heerlijk rustig gewoond. In moeder werd zwaar ziek en die woonde nog steeds in Amsterdam Osdorp. Ze had en aanleun woninkje waar ze het erg naar haar zin had. We zochten haar regelmatig op. Op een van die bezoekjes was ik met stomheid geslagen.
“Dag jongen! Dag Robbie!!” ik keek om en keek een oude man recht in zijn heldere pretogen. Ondanks dat de ouderdom duidelijk zijn sporen had achtergelaten keek zijn ogen met een helderheid waar je jaloers op kon worden de wereld in.
Het was me meteen duidelijk, de oude wat gebogen man was ome Joop “malle Jopie” voor intimi.
Ik stamelde “Ome Joop?”
“Ja, wie had je anders verwacht, er is toch iemand die die lieve moeder van je een beetje in de gaten moet houden!” zei hij lachend.! Een paar jaar heeft hij er nog gewoond. Zijn laatste jaren, Ome Joop is niet meer! Mijn moeder kreeg darmkanker en een stoma waaraan ze nooit heeft kunnen wennen en, ja hoor ook zij werd opgenomen in het Slotervaarziekenhuis. Ondanks dat ze niet meer leven wilde bleef men daar maar door behandelen. We hebben haar uiteindelijk meegenomen naar Friesland waar ze is overleden.


Esterwegen
De volgende tussenstop hebben gemaakt in het noorden van Duitsland. 7 grandioze jaren gehad in
een klein dorpje met een maatschappelijk verband onderling dat vergelijkbaar was met de arbeidersbuurt die de Kinkerbuurt vroeger was.

Begin 2015,
Werd Els voor de 4de keer getroffen door kanker, gelukkig weer in een vroeg stadium een goed te behandelen vorm van borstkanker. Wel het hele pakket aan chemische bende is eraan te pas gekomen om haar er weer door heen te trekken. Dat was het moment dat ze aangaf dat ze graag terug wilde naar de buurt waar ze vandaan kwam. 
En dus is het het mooie lommerrijke Landgraaf geworden. Een plek waar we het beide nog steeds erg naar onze zin hebben.

En de Kinkerbuurt zal je vragen???
Geen heimwee? Wil je niet terug?
Logische vragen!

We zijn vorig jaar even terug geweest, de Kinkerbuurt is mijn buurt niet meer. Het is een buurt van Yuppen en buitenlanders geworden. Het zag er vies en smerig uit, al mijn bekenden van toen zijn verdwenen van de markt en de winkels van toen zijn niet meer. Er zijn nu vluchtheuvels voor de passagiers en er is veel minder verkeer.
De gezelligheid, de sfeer is verdwenen. Dus nu terug? Nou nee!!

Heimwee??? Ja zeker maar dan naar die volksbuurt van een jaar of veertig geleden!!
Ga je mee????

Groetjes, Rob Barlage

12 opmerkingen:

  1. Wat een geweldig mooi verhaal! Die Ten Kate markt was reuze gezellig, en ik herinner mij malle Jopie ook nog goed! Groetjes uit Melbourne in Oz ��

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Goh, ik lees dat je/jullie in Melbourne zitten!! en dan te bedenken dat ik Landgraaf al ver van Amsterdam vind liggen ;)

      Verwijderen
  2. Heel herkenbaar. Geweldig geschreven. Zag alles weer voorbij komen.☺

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Tja , das het mooie van herinneringen, je herbeleefd zo die mooie tijd! ;)

      Verwijderen
  3. Ik was weer even 50jr terug in de tijd Heerlijk malle Jopie was ik helemaal vergeten ook ik ging aan het handje met mijn moeder naar de Tenkatemarkt toen was de Kinkerbuurt erg gezellig ijsje halen bij
    Gerwi zelf heb is van af 1974 tm 1984 op de Tenkatemarkt gestaan en in 1995 verhuisd naar Almere buiten.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Heerlijk toch, even terug drijven op je herinneringen en weer voelen (en proeven!) hoe het ook alweer was!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ach, we waren twee weken geleden ook nog even op de ten Kate. Ik denk dat ik ongeveer even oud ben, maar kon daar ook niets meer vinden van de tijd dat ik daar met mijn moeder liep, begin 60-er jaren. Ben in 1980 naar de Zaanstreek gegaan en kan nog altijd op de fiets naar de stad. Er is echter niet zoveel meer dat me trekt.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Alle dingen die het voor ons aantrekkelijk maakte zijn vervangen of gewoon verdwenen. Kijk nou eens naar wat er met die markt is gebeurd. Het was vroeger het bruisende middelpunt van de buurt. Men kwam van heinde en verre om daar zijn boodschappen te doen. Iedereen kende elkaar. Dat is totaal weg. Ik moet wel bekennen dat het ook zo hoort. Ik weet nog goed dat als ik mijn vader zo hoorde praten dat ik dacht, "man kom is terug uit het verleden, verandering hoort erbij" Ik geloof dat ik hemnu pas begin te begrijpen!!

      Verwijderen
  6. Mijn ouders(moeders vooral) gingen3x per week naar de tenkate markt als laatste in het gezin moest ik altijd mee....idd jopie maar ook de kaasboer en de kippenboer...de vishandel en de groenteboer...vlees bij admiraal de slager halverwege...ik woon nu in de filipijnen...een idd soms mis ik de markt.en het leven er omheen

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Mijn schoonouders woonden in de Agatha Dekenstraat. In de 80e jaren dus vaak op de Ten Kate markt geweest. De pannenman en boer geert zijn bekende namen.in 1986 zijn mijn man in Amsterdam venser polder gaan wonen en in 1993 naar Almere verhuist.
    In de 80e jaren werkte ik als gezinsverzorgster door groot deel van Amsterdam .
    Wat een heerlijkheid om je verhaal te lezen.
    Die tijd zal me altijd bijblijven maar de omgang met de buurt komt nooit meer terug !

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Geweldig Rob, waar heb jij schrijven geleerd hahaha je kon een goed pilsie tappen en die jostie zanger in een prullebak frommelen :), Ik kwam met Ger ook wel is op de kade bij je oma, Ger vertelde me wel is dat als zij naar bed ging een handdoek over de TV hing konden ze haar niet zien :), leuk allemaal ga van je horen , fijne dag.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Wat een mooi verhaal Rob.
    Zo iets dergelijks heb ik meegemaakt in oud west, de buurt landlust.
    Geboren in de Karel Doormanstraat 103 3 hoog.
    Op mijn 9e verhuisd naar geuzenveld en als ik daar nu doorheen rijdt weet ik niet hoe snel ik weer weg moet.
    Ook nieuw west is vergeven van de allochtonen en verpauperd.
    Ik woon nu met vrouw en kinderen in Friesland en dat bevalt uitstekend.
    Het ga je goed.

    BeantwoordenVerwijderen