maandag 10 mei 2021

Het halen van een rijbewijs heeft wat voeten in de aarde gehad!

 

De vraag “wat was je eerste wagen waarin je reed? “  zet me weer aan het denken.

Die vraag roept natuurlijk meteen allerlei herinneringen op. Mijn eerste wagen was een Peugeot 504 automaat. Gekocht van een aannemer voor de prijs van fl.500, = Na heel interessant onder de motorkap te hebben gekeken en een rondje te hebben gereden was ik dolgelukkig met die wagen. Eenmaal thuisgekomen natuurlijk trots laten zien aan mijn buurjongen die pas echt verstand had van auto’s. René, inspecteerde de wagen en liep er goedkeurend om heen, na een blik onder de motorkap hebben we samen een blokje gereden. Tijdens dat rijden zei René ineens: “goh, hij stuurt wel erg licht, erg prettig hoe dat aanvoelt”

 

Eenmaal thuisging de achterklep open en keken we eens even onder de kofferbak bekleding. Tot onze stomme verbazing lag er in de kofferbak een massieve plaat beton. Wat bleek nou het geval te zijn, de vorige eigenaar was een aannemer die nogal wat kleinere klussen deed. Telkens als hij klaar was op een klus dan gooide hij de kuip waarin hij beton en cement had zitten op zijn kop in de achterbak van de wagen. Door het rijden verspreide die massa zich keurig en gelijkmatig in de achterbak. Waardoor de achterzijde verzwaard was geworden en dat maakt sturen nu eenmaal een stuk lichter!! Ik heb ruim twee jaar met vreselijk veel plezier met die kar rond gereden.

 

Het halen van een rijbewijs heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. 

Het begon eigenlijk toen ik als jonge jongen nog in Duitsland werkte in de horeca, het was medio zeventiger jaren. In de buurt van Monchau in een prima hotel/restaurant. Kost en inwoning waren onderdeel van de arbeidsovereenkomst dus in de vrije uurtjes was je eigenlijk ook altijd in de buurt van het restaurant. Ik was in de tijd nogal, laten we maar zeggen recalcitrant, of op zijn Amsterdams gewoon stronteigenwijs.

De uitbater van het bedrijf was een gemoedelijke aimabele man, die eigenlijk met iedereen het beste voorhad. Op een van de avonden dat we met al het personeel, de dag afsluiting vierde (een prachtnaam voor een afsluitende borrel na een dag hard werken) kwam ook het hebben van een rijbewijs ter sprake. Dat was dus iets wat ik niet had. En eigenlijk voelde ik toen ook nog niet de noodzaak van het halen van dat papiertje. De heer Gerrits was echter een andere mening toegedaan. Hij was ervan overtuigd dat het hebben van een rijbewijs een must was. Het bracht je vrijheid en onafhankelijkheid.

 

De man sprak uit ervaring en zei “Ik kan het weten, ik ben het rijbewijs al twee keer kwijt geweest! Ik ben nu weer afhankelijk van iedereen die mij wel even wil wegbrengen!” op mijn vraag, hoe het kwam dat hij zijn rijbewijs kwijt was, bleef hij erg vaag. Later bleek dat het rijden onder invloed hem dat mooie papiertje had gekost.

 

Op zijn aan dringen dus ging ik rijlessen nemen! De rijlessen werden in de omgeving van Monchau gehouden. Toen nog een dorpje dat weliswaar toeristisch was, maar nog niet onder de voet gelopen zoals tegenwoordig. De lommerrijke rust straalde je tegemoet. Ik had het geluk dat ik een rijleraar trof die ook de Nederlandse taal machtig was, niet zo goed als wijlen prins Bernard, maar wel duidelijk verstaanbaar voor mij.

 

De rijlessen bestonden hoofdzakelijk uit het een beetje rondrijden in de omgeving en hadden eigenlijk meer weg van een uurtje ‘site seeing’, voor de echte lessen autorijden moesten we twee keer een dubbele les nemen en dan werd er uitgeweken naar de buiten wijken van Aken. Na zo’n 8 a10 lessen vond hij dat ik er wel klaar voor was. En werd het rijbewijs examen aangevraagd. Zo snel ging dat nog in die tijd.

 

’s Morgens, in aller vroegte moest ik me melden op de grote parkeerplaats in Monchau. Mijn rijleraar bracht me er heen en sprak de gehele weg op me in dat ik me vooral niet moest storen aan de houding van de examinator en vooral mijn temparament in bedwang moest houden. De naam van de examinator riep bij hem voldoende voorbeelden op van confrontatie met leerlingen en dat waren allemaal Duitse leerlingen. Dus wie weet wat me te wachten stond als Hollander! Kortom een lekker vooruit zicht dus.

 

Bij het instappen werd snel duidelijk dat het niet zou gaan klikken tussen deze examinator en mijn persoontje. Bij het aankomen lopen begon het al, “komm, mach mahl schnell, soviel seit Haben wir auch wieder nicht!“ (Kom, schiet eens op , zoveel tijd hebben we nu ook weer niet!)

Niks geen voorstellen en een vriendelijk woord om je op je gemak te stellen, nee niets van dat alles. Gewoon op een afgebeten toon, zoals je dat vaak ziet in die oude oorlogsfilms waarin een Duitse kampbewaarder wordt gesitueerd, gaf hij zijn commando’s en elke vorm van gesprek werd meteen de kop in gedrukt.

Hij nam zuchtend naast mij plaats en begon de personalia door te nemen om te kijken of hij wel de juiste leerling in de wagen had. Bij het kopje Nationaliteit, kreeg zijn stem een vreemde nare klank Het woord Hollander spoog hij bijna uit. “ach so, si sind ja Holländer, na müssen wir mahl sehn was, ob das bringen soll!!“ (Ach, u bent Hollander, nou maar eens kijken wat dat brengen zal!)  Nu was de toon dus echt gezet. Ik voelde mijn bloed al gaan koken, dat gevoegd bij het feit dat ik natuurlijk stront nerveus was, bleek het een prima mix om de agressie bij mij op te wekken. Het enige wat ik kon doen was met gesloten lippen zijn vraag bevestigen. Ik zal jullie de rest van de conversatie besparen. Alhoewel, van een conversatie was geen spraken. Het was een monoloog die veel weg had van een van de speeches die je in het Nazitijdperk tegen kwam.

 

Het afgebeten ‘nach links und nach rechts’ werd afgewisseld met een verhandeling waarom het eigenlijk onterecht was dat de Duitsers de oorlog hadden verloren en dat ze daardoor toch wel een erg groot onrecht was aangedaan. De opmerkingen die hij maakte over de wijze waarop ik reed beperkte zich tot een “afkeurend gezucht en een te pas en te onpas plaatsen van “ach ja, was sol man ja auch erwarten, na?

 

Na zo’n twintig minuten het gezever aanhoren zonder ook maar een enkele reactie te geven om mijn kansen niet nog verder te verslechteren zat ik zo’n beetje tegen exploderen aan. Ik hield me goed omdat ik het zonde vond om mijn kansen in te gooien. Gelijktijdig bekroop me het gevoel dat ik nooit een reële kans van slagen zou krijgen bij deze eikel.

Aangekomen bij een kruising die werd bediend door stoplichten, sprong het verkeerslicht op oranje, ik remde netjes af en zette de versnelling in zijn neutraal, zoals mijn instructeur mij had geleerd. In Duistland heeft groen licht een voor aanmelding in de vorm dat het licht eerst op oranje springt en dan pas naar groen. Dat verspringen van rood naar oranje is ervoor bedoeld dat je op dat moment kunt opschakelen naar de eerste versnelling zodat je meteen kunt optrekken als het op groen springt. “Deutsche grundligkeit” ten top, volgens mijn rijinstructeur. Als goede leerling handelde ik dus volgens het boekje.

De examinator was echter een andere mening toegedaan. Vrij vertaald kwam het erop neer dat hij zei: “Nou we zijn we wel klaar mee!! Zelfs het bij fatsoenlijk wegrijden bij een stoplicht schijnt nog te moeilijk te zijn!” Hij sprak niet tegen mij, maar het waren meer zijn gedachte die hij de auto in slingerde. Voor mij was het echter de druppel die de bekende emmer deed overlopen.

 

Ik trapte midden op de kruising op de rem en beet hem in onvervalst Amsterdams toe dat hij lekker naar zijn Duitse moer kon lopen, maar dat ik er helemaal klaar mee was. Dat hij dat neonazi gedrag maar op zijn kinderen moest gaan botvieren en dat hij het maar moest uitzoeken hoe hij thuiskwam.

Ik zette de motor uit en stapte midden op de kruising uit, liep weg naar de kant van de weg waar  toevallig net een taxi aankwam rijden. Ik sta mijn hand op om te taxi aan te houden. De examinator stond in middels midden op de kruising te springen en te schreeuwen van woede dat ik terug moest komen, dat ik dit niet kon maken. Ik heb hem de sleutels van de auto toegegooid en gezegd dat hij het maar lekker elf uit moest zoeken. Terwijl ik hem de sleutels toe gooide zag ik dat deze in een put belande. Dat maakte het nog een stapje erger voor de examinator. Nu stond het schuim hem op zijn mond. Vriendelijk zwaaiend ben ik ingestapt bij de taxi en heb gaf aan dat ik terug wilde naar Monchau!

 

Eenmaal een beetje op adem gekomen merkte ik dat de Duitse taxichauffeur zich rot zat te lachen. Ik keek hem even een beetje verbaasd aan en vroeg hem wat er aan de hand was.

Hij keek me aan en zei: “Als ik het allemaal goed begrepen heb, en het een beetje goed heb meegekregen, heb je net je rijexamen afgesloten op een manier die menige leerling graag had willen doen. Dat was toch je examen? “

Ik bevestigde zijn vraag en keek hem aan.

“Die examinator staat erom bekend dat hij op een vreselijke manier het bloed onder je nagels vandaan kan halen. Hij doet dat omdat hij weet dat hij in een machtspositie zit tegenover degene die het examen moet afleggen. Hij permitteert zich een gedrag dat gewoon niet acceptabel is maar komt er altijd mee weg……..tot dat hij kennelijk tegen de verkeerde Hollander is aangelopen.”

En weer zat hij zich op zijn knieën te slaan van het lachen.

Bij mij begon de woede te zakken en plaats te maken voor het inzien van de belachelijkheid van de situatie, hetgeen uitmondde in een onbedaarlijk gelach samen met de chauffeur.

 

In Monchau stond de rijinstructeur, met een smile van hier tot gunder, me al op te wachten. Hij had al contact gehad met de examinator en kon mij nu formeel meedelen dat ik gezakt was! Wat natuurlijk niet geheel als een verassing kwam.

 

Ik hem maar geen nieuwe poging meer gewaagd om af te rijden in Deutschland, mijn naam was natuurlijk besmet geraakt bij het Deutsche Verkehrsamt.

 

Eenmaal terug in Nederland had ik eerder mijn tramrijbewijs als dat ik in een auto door de stad mocht rijden. Na Jaren te hebben geoefend bij het GVB op de tram, heb ik uiteindelijk toch mijn rijbewijs gehaald.

Ach het kan verkeren.

 

 

2 opmerkingen: