Da’s oud zeg!!!
Uit het leven........
dinsdag 26 september 2023
Da’s wel heel oud zeg!!!
zondag 30 juli 2023
Mosselen eten in 't Hepke !!
Mosselen!!!
We wonen alweer ruim zeven en een half jaar in Landgraaf. Ik durf best wel te zeggen, de mooiste provincie van het land qua uitzichten, heuvels en een Bourgondisch leven. In die jaren dat we hier wonen zijn we al tijden op zoek naar een restaurantje waar je gewoon goed mosselen kan eten. En dat is dus best wel een dingetje hier. In het begin weken we uit naar Bilzen in België, waar een restaurantje zat dat de perfecte mosselen serveerde, helaas hebben ze in 2022 hun deuren definitief gesloten en was het dus zoeken naar een redelijk alternatief.
Natuurlijk stikt het hier van de restaurantjes met de meest heerlijke streekgerechten, maar mosselen??? We hebben ze nog niet echt kunnen vinden.
"'t Hepke"
Zoeken op internet leverde een paar weken geleden de naam ‘’t Hepke” op (voor de niet Limburgers ’t Hepke’ betekend het Hapje) Een blik op de kaart gaf meteen aan dat ze mosselen in geuren en kleuren voor handen hadden, maar………………niet toen wij er heen wilde. Wat blijkt, ze hanteren hier nog het mossel seizoen. Vanaf half juni tot half maart zijn er volop mosselen te eten, maar daar tussen ligt de kwaliteit op een ander niveau en dus staan ze effe niet op de kaart.We hadden de dagen zitten aftellen om toch maar een tafeltje
te reserveren, helaas kwam er bij ons steeds wat tussen, maar vandaag 29 juni
2023 was het dus zover. (’t Hepke opent haar deuren alleen op vrijdag, zaterdag
en zondag.) Wij gingen mosselen eten in Geulle, bij ’t Hepke.
Er hing een huiselijk sfeertje wat overeenkwam met de rest van het bedrijf.
We werden naar ons tafeltje gebracht en onmiddellijk werd
een bordje met olijven, stokbrood en een heel luchtige kruidenboter neer gezet
als een prima entree voor wat nog komen gaat.
’t Hepke bestaat eigenlijk uit een aantal aan een geschakelde woonhuizen, die door de smaakvolle inrichting een gemoedelijke sfeer uitstralen. Het bedrijf is al ruim drie generaties in handen van de familie en de huidige gastvrouw is dus van de derde generatie. De vierde generatie draait al warm, een dochter die het evenbeeld is van de moeder en over de zelfde kwaliteiten beschikt om het de mensen naar de zin te maken.
Nou zal u wel denken “wat heeft dat allemaal met die mosselen te maken?” Nou dat is simpel. Het ergens lekker eten, is niet alleen de kwaliteit van het voorgezette eten dat bepaald of het heerlijk is of niet, ook de sfeer en de entourage maken het een feest om ergens te gaan eten.
Een grote variatie aan heerlijke gerechten vulde de
menukaart, de keuze was snel gemaakt, als voorgerecht koos mijn vrouw voor:
de Gamba’s!
Grote gebakken gepelde gamba’s geserveerd in gesmolten
kruidenboter.
Ik ben gevallen voor: De Gebakken mosselen met kruidenboter.
Met prei, selderij, uien gebakken ook in de kruidenboter.
Beide waren fantastisch bereid en een streling voor de tong. De gesmolten kruidenboter werd met een heerlijk stukje stokbrood gegeten.
We hebben gekozen voor een glas witte droge huiswijn, een prima op temperatuur geserveerde droge witte wijn.
Heerlijk koel dus! Tja, de Gamba’s en de mosselen moeten natuurlijk wel zwemmen!
De kaart geeft een grote hoeveelheid aan variatie waarop uw mosselen klaar gemaakt kunnen worden. Naast de mosselen treft u ook vele ander gerechten aan zodat er voor een ieder wat wils is. Wij hebben dit keer gekozen voor:
Bereid met prei, selderij, uien, verse zwarte peper en knoflook gekookt in room.
Een grote schaal met heerlijk dampende mosselen in een echte mosselsoep van room en knoflook met een prima boeket aan verse mosselgroenten deden je watertanden nog voordat een mossel je mond had bereikt. Ruim een en een kwart kilo mosselen per persoon is meer dan voldoende, zodat je elkaar niet hoeft aan te zitten kijken of je nog een mosseltje zal nemen of niet.
Ik hoop dat het duidelijk is dat we hebben genoten van het eten, werkelijk zeer de moeite waard en ik weet nu al zeker dat dit absoluut niet de laatste keer is geweest dat we daar te gast waren.
Het tafelen afgesloten met een perfect geserveerde en aangeklede, espresso. Uitstekend kopje dat je niet vaak meer tegenkomt (jammer dat het glaasje helder koud water ontbrak, maar dat mocht de pret niet drukken) voor een toetje was helaas geen plaats meer, maar wat we voorbij zagen komen zag er in ieder geval voortreffelijk uit.
De gerechten zijn best prijzig maar niet over de top, voor de kwaliteit is het dan ook
gewoon top.
Na een kleine twee uur te hebben getafeld zijn we vol en voldaan huiswaarts gekeerd en hebben we in de auto nog een poosje na zitten praten over het heerlijke dinertje en de gezellige sfeer en prettige in het restaurant en de vriendelijke manier waarop we werden bediend.
Kortom, Lisette Lardenoije, bedankt dat we te gast mochten
zijn en graag tot een volgende keer!!
donderdag 15 juni 2023
Mensen leren kennen
Nou, gewoon heel erg leuk, dus!!!
33 jaar geleden brachten we onze vakanties dus vaak door in Griekenland.
De laatste maanden, lijken wel te bestaan uit hernieuwde ontmoetingen met mensen uit ons verleden. Mensen uit Amsterdam, Almere, Woudsend en uit Esterwegen, allemaal plekken waar we met heel veel plezier hebben gewoond en mensen hebben leren kennen die de moeite waard waren.
En nu dus weer mensen die we op Rhodos, 33 jaar terug, hadden ontmoet. Leuk om te constateren dat menselijke verhoudingen kennelijk niet aan tijd onderhevig zijn. Fijn ook om vast te stellen dat velen er zo ook over denken.
We kozen dus voor de Griekse eilanden.
Als goede ambtenaren maakte Els en ik graag gebruik van de gunstige tijd rond 1 mei, toen werd ook de Koninginnedag nog rond die datum gevierd en dat betekende meestal dat je met 11 verlofdagen drie weken de hort op kon. Voeg daarbij de vroeg boekkortingen en zo kwamen we dus op een relatief goedkope manier aan onze vakanties’
Dat jaar lag het allemaal net effe wat anders.
Els was herstellende van een paar zware operaties aan de schild- en bijschildklier. De kanker maakte dat beide verwijderd moesten worden. Els kon beginnen aan een periode van aansterken en dat was echt nodig, ze had een knap jasje uitgedaan.De twee Griekse dames, van die families, hadden besloten dat Els ook even echt moest aansterken en zij maakte het tot hun persoonlijke opdracht om daar zorg voor te dragen. Schitterend om te zien hoe oprecht bezorgd beide lieve dames waren over het welzijn van Els. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werd ze met arendsogen gevolgd of ze wel voldoende at en of ze haar bordje wel leeg maakte en of ze ook nog een toetje tot zich zou nemen.
Toen de dames het gevoel hadden dat Els zich trachtte te onttrekken aan het uitgebreide ontbijt was dat snel opgelost.
De tweede of derde dag kwamen we naar beneden voor het ontbijt
en toen bleek al snel dat ons tafeltje niet gedekt was. Lichtelijk verbaasd over die vergissing wachtte we tot er iemand kwam uitleggen wat de bedoeling was.De eerste die op ons af kwam was Karistoela, een struise Griekse met een moeder hart van goud. Normaal werd gevraagd in gebroken Engels of we goed geslapen hadden en wat of we wilde drinken. Veel verder ging het ook niet in het Engels en werd er meteen overgeschakeld naar een heel rap Grieks waar voor ons dan weer geen touw aan vast te knopen was. Maar ook daar had Karistoela een oplossing voor gevonden.
Ze nam Els bij de hand en maakte mij duidelijk dat ik ook moest volgen, als trouwe echtgenoot doe je natuurlijk wat die vreemde mevrouw zegt en laat je je vrouw niet in de steek. Ik hobbelde dan ook gedwee achter de beide dames aan.
De tocht ging naar de keuken van het nog te openen restaurant, dat toen nog steeds werd beschouwd als de huiskamer van beide families, was snel gemaakt.
Er heerste een gezellige bedrijvigheid, naast de beide moeders, liepen ook de kinderen uitgelaten in de rondte en ook beide oma’s, zoals de meeste oude Griekse vrouwen die hun man waren verloren liepen ook zij in het zwart gekleed, in de rondte.In het midden stond een ruim bemeten stamtafel en daarom heen tal van stoelen, deels bezet door de kleintjes en de wat grotere kinderen, deels door de oma’s die daar de groente aan het schoonmaken waren.
Als snel werd duidelijk dat Els geacht werd plaats te nemen op een van de stoelen die nog vrij waren. Plotseling kwam er van alle kanten eten aan. Borden werden neer gezet , koffie werd dampend voor ons geplaatst en vers gebakken brood op een schaaltje, zo uit de oven vandaan, erbij gezet. De keuken vulde zich met de lucht van dat vers gebakken brood en de vers gebakken eieren met spek die inmiddels ook hun weg hadden gevonden naar de tafel. Om de boel compleet te maken een grote pot met verse honing en een bak Griekse yoghurt, waar normaal tzatziki van word gemaakt, ook nog even naast het bord geplaatst en om de boel compleet te maken veel schoongemaakt vers fruit en verse ‘jus de Orange’
De oudste zoon, Adonis, die redelijk goed Engels sprak, nam het woord en begon uit te leggen dat Karistoela en de andere dames hadden vast gesteld dat Els te weinig woog en dat ze veelte weinig at en dat het toch echt de bedoeling was dat ze zou aansterken en een paar kilo zou bij komen gedurende tijd dat we hier waren.
De dames hadden dat tot hun heilige opdracht gebombardeerd, anders zouden de mensen wel eens kunnen gaan denken dat ze niet goed voor ons gezorgd hadden en dat kon natuurlijk niet. De rest van de vakantie hebben we dus ’s morgens, samen met de Griekse eigenaren in de keuken ontbeten, Els heeft vreselijk haar best gedaan om de dames maar te laten zien dat ze het echt waardeerde, door zoveel mogelijk van het aangeboden voedsel naar binnen te werken. Dit tot een zichtbaar genoegen van de aanwezigen.
Het diner
We dineerde altijd bij hun op het terras, het eten was echt goed en voor Els prima, geen onnodige inspanning om naar het dorp te gaan en nogmaals het eten was meer dan goed.Ook hier werd er nauwlettend op toe gezien dat Els wel voldoende at, Els maakte vaak haar keuze uit de wat kleinere gerechten. Bij het serveren bleken die gerechten plotseling een geheel andere samenstelling te hebben gekregen. Naast de zaken die op het bord hoorden volgens de menukaart, waren er altijd wel een paar extra dingen terug te vinden op Els haar bord. Onder het eten kwam de zwarte brigade, de oma’s dus, Els om de beurt aanmoedigen om toch vooral haar bordje leeg te eten.
Ook hierbij deed Els vreselijk haar best om toch vooral die lieve mensen niet tegen het hoofd te stoten. Telkens als Els het gevoel had dat ze op klappen stond kwam wel een van de dames even kijken, zag dat er nog wat groente en ander voedsel op het bord lag en stelde prompt de vraag “heeft het wel gesmaakt??” Als het niet zo was moest ze het wel zeggen hé! Dan konden ze nog wel wat anders klaar maken!! Dit was meestal het moment dat Els in een uiterste poging toch nog het restant van haar bordje naar binnen wist te werken. Hetgeen steevast werd beloond met een dikke knuffel.
Zoals gezegd, het was een rust vakantie en doordat we eigenlijk de
hele dag in en om het appartementen complex verbleven, waar alles voor handen was om het voor Els tot een prima hersteloord te maken, leerden we al snel de andere gasten kennen. Een van de vele waren dus Erna en John met de kleine.Ook zij waren relatief veel in de buurt van het zwembad te vinden en genoten, net als wij, van de omgeving en de gastvrije warmte die de families hun gasten wist te bezorgen.
Die zelfde John en Erna verloren we uit het oog, zoals het zo vaak gaat met vakantie contacten, ieder gaat zijns weegs en heeft zijn eigen beslommeringen.
Een paar jaar geleden, bij het ordenen van oude foto’s, kwam ik de beelden weer tegen van die tijd daar op Rhodos. Het fenomeen Facebook had inmiddels zijn intreden gedaan en ik ben eens gaan kijken of ik ze terug kon vinden. Dat ging relatief eenvoudig. Even een Pb-tje gestuurd, om te kijken of ik wel de juiste voor me had en dat werd al snel bevestigd. Al snel werden verhalen en foto’s gewisseld en sindsdien zijn we elkaar via facebook weer gaan volgen.
Bruce Springsteen in Landgraaf
Deze week las ik dat ze naar het concert zijn geweest van Bruce Springsteen bij ons in Landgraaf, dat concert was hemels breed vlak bij ons om de hoek als het ware. Ze hadden het vreselijk naar de zin gehad en al snel bleek dat ze een huisje hadden gehuurd in ‘Schin op Geul’ Nou is Limburg een redelijk kleine provincie waardoor je elkaar makkelijk kunt bereiken en dus was een afspraak voor een bakkie koffie ( oké, John nog steeds aan de thee!!) snel gemaakt.Gistermiddag, klokslag drie uur waren ze er. Het meest grappige van die hernieuwde ontmoeting is dat ik totaal niet het gevoel hadden dat we elkaar 33 jaar niet meer gezien of gesproken hadden. Ik had sterk het gevoel dat dat voor hun ook gold. We pikte de draad weer op met elkaar alsof we gister nog hadden zitten praten aan een van die tafeltjes daar op het Griekse terras in Rhodos. Bijzonder om mee te maken.
Zoals ik al vertelde was het ook weer een hernieuwde ontmoeting met mensen uit het verre verleden, telkens ook bleek de waarde van die verhoudingen te bestaan uit respect naar elkaar toe, gewoon oprechte interesse in elkaar en gewoon de open gesprekken die we met elkaar konden hebben. Echt heel bijzondere ervaringen.
John en Erna zijn inmiddels op weg terug naar huis, ik weet eigenlijk wel zeker dat ze het net zo bijzonder hebben gevonden als wij.
Heerlijk om mee te maken dus!
Mooi ook om op latere leeftijd nog te ontdekken dat je er mensen zijn die erom om doen in het leven!
dinsdag 13 juni 2023
Waar gaat dat mooie Mokum in godsnaam naar toe!
Waar gaat die stad in godsnaam naar toe!
Was het leuk, dat daggie in die druilige stad rond te hangen? Nou nee! Je voelt je een bezoeker aan een veranderde planeet, het was Amsterdam niet meer zoals we het aan
troffen. Het was niet meer het Mokum zoals we het hadden achter gelaten. Het was niet meer die mengelmoes van Amsterdammers die daar allemaal hun nering hadden.We hebben een rondvaart gemaakt, dat is wat toeristen doen en dus hebben we maar gewoon mee gedaan.
Je zou dan verwachten dat dat in het platte Jordanees zou gaan, nou ….mooi niet dus. Alle talen worden gebezigd variërend van Frans, Engels, Duits en wat Slavische dialecten maar zeker geen plat Amsterdams. Zelfs bij het bonje maken heeft geen integratie plaats gevonden.
Alles wat oud was, was eigenlijk al verdwenen. Aangekomen bij de kroeg die ik al vanaf kind af aan
bezocht, eerst met mijn ouders en hun vrienden. Al op een leeftijd dat staan nog niet tot de mogelijkheid behoorde. In mijn vroege jeugd samen met mijn ouders, als er weer een reden was om het leven te vieren (in die tijd gebeurde dat dus met de regelmaat van de klok) meestal tegen borreluur en als ‘dikke Piet’ de scepter zwaaide achter de bar.Of toen ik met mijn vader in de klins lag of ik wel of niet
naar de Marine zou gaan. In café de Dam vonden heel wat gesprekken plaats met
mijn ouwe heer die nu eenmaal van de gebroken geweertjes was geweest en een
aangeboren antipathie had tegen alles wat militaristisch was. Gelukkig vond ik
in die tijd een medestander in Jan Vader sr., de eigenaar van het etablissement
en al jaren een goede vriend van mijn vader, wiens zoon ook was toegetreden bij
de Koninklijke Marine.
Tijdens mijn diensttijd op de vrijdagmiddag als mijn vader
steevast in café de Dam zat met zijn broer en neef om “af te rekenen” wat een
week schilderen ze had opgeleverd. Ik in uniform en mijn vader in burger
dronken we samen nog een glas en verdwenen dan gezamenlijk huiswaarts.
Daarna ook vaak alleen, meestal als tante Lien de bruin ’s
morgens achter de bar stond, kwam ik binnen rollen na weer eens een nachtje te
hebben door gehaald. Zij was het die me dan ruim van koffie voorzag en me weer
een beetje op de been hielp. Kortom een schat van een vrouw!
En de tijd dat ik zelf plaats nam aan de andere kant van de
bar, het was de periode dat ik net weer terug was van een Duits avontuur en
mijn vrouw had leren kennen in Maastricht en we samen trouwplannen hadden. Dat
was het moment dat Piet, samen met ome Jan het blauwe theehuis in het
vondelpark gingen uitbaten en dat ome Jan met het hele hebben en houwen gingen
verhuizen van de Damstraat boven de kroeg, naar de nieuwe stek in het
Vondelpark boven het ‘Blauwe theehuis’
Een paar van die avonturen daar heb ik ooit eens opgeschreven, het was een vergaarbak van Amsterdammers van elke klasse. (zie: https://ap.lc/ZF55u )
Het was het café waar ik goed drie jaar, met heel veel plezier achter de kist had gestaan en lief en leed had gedeeld met de vaste gasten. Die gasten bestonden uit een dwarsdoorsnede van de maatschappij. Variërend van Notabelen, mensen uit de lokale politiek ( het stadhuis lag toen op loop afstand)
Het journaille van de Telegraaf en het Nieuws v/d Dag die
toen nog gehuisvest waren op de Nieuwezijds Voorburgwal. Nadat de middag krant
klaar was, was het stoom afblazen in de kroeg voor de hoofdredactie onder
aanvoering van de legendarische hoofdredacteur Borgesius Goeman.
Dan waren daar de gidsen van o.a. Cook die steevast hun
ervaringen aan het einde van de dag met elkaar kwamen wisselen.
De vaste bezoekers die eigenlijk gewoon bij de inboedel hoorden
en dan had je nog de meiden uit het leven die gewoon even een uurtje kwamen
rusten onder het genot van een borrel, even geen klanten was natuurlijk
heerlijk.
Dan, tegen de tijd dat de diensten van bureau Warmoesstraat
wisselden, waren daar de dienders, die liepen ook nog even binnen en had je
eigenlijk een plek waar de bovenwereld en de onderwereld weer samen kwamen!
Kortom het was een mengelmoes van klanten en altijd druk en
altijd gezellig.
Als het borreluur op het hoogte punt was en feitelijk op het
einde liep en iedereen zich had gelaafd aan het goud gele vocht, dan was het
vaak Louitje de bloemenman die dan een onvervalste aria inzette. Meestal het
slavenkoor, dat dan binnen geen tijd door het gemêleerde gezelschap werd
meegezongen.
Dat is dus hoe het was en wat ik natuurlijk hoopte aan te treffen. Toen we gingen zitten kwam er een alleraardigst meisje naar ons toe en vroeg in goed verstaanbaar Engels wat we wilde drinken? Ik was een beetje verbouwereerd, verwachte ik met een plat Amsterdamse tongval te worden aangesproken bleek het in ene in het Engels te zijn.
Toen de dame mijn verbaasdheid herkende, gaf ze snel in het ABN dat ze er eigenlijk vanuit ging dat we toeristen waren. “Alle vreemden die hier nog binnen komen zijn eigenlijk altijd toeristen!” vertelde ze. Ik bestelde een pilsje en een glas witte wijn voor Els en een portie leverworst. Het pilsje ging wel lukken en het glas witte wijn ook wel, maar de leverworst was al jaren geleden verdwenen uit het assortiment, net als een portie kaas blokjes. Ach de dingen veranderen nu eenmaal.
We hebben een poosje zitten praten over hoe het was, ik informeerde naar een aantal vaste klanten uit die tijd dat ik er nog werkte en moest vast stellen dat de meeste reeds overleden waren of Mokum voorgoed de rug hadden toegekeerd. Om me heen kijkend zag ik steeds meer dingen die anders waren en het karakter van die bruine kroeg hadden aangetast.
Op een gegeven moment wist de jonge dame te vertellen dat
waarschijnlijk het laatste uur hat geslagen voor het café. De eigenaar van het
pand was bezig met een procedure om het huurcontract te beëindigen. Ik schrok
een beetje, het kon toch niet zo zijn dat een bruine kroeg plaats zou moeten
gaan maken voor een of andere vage koffieshop?
Teleurgesteld, omdat we niet meer hadden gevonden wat we eigenlijk zochten, dat stukje nostalgie wat een eider wel in zich meedraagt, verlieten we ‘café de Dam’ met het idee dat dit wel eens de laatste keer zou zijn geweest dat we hier nog even binnen waren gelopen.
We zijn terug gegaan naar het zuiden van het land, naar Landgraaf om precies te zijn, waar we zijn neergestreken waren na wat omzwervingen en waar we nu heerlijk wonen en genieten van alles wat het zuiden te bieden heeft. De jaren verstreken en de gedachten aan dat laatste bezoek aan ‘café de Dam’ verdwenen naar de achtergrond, als ik terug denk aan die kroeg is dat in zijn glorietijd en niet aan wat er van geworden was.
Van de week kreeg ik een foto toegestuurd van Linda Vader, de dochter van de toenmalige uitbater.Die foto deed me schrikken. Het was een
beeld van de huidige situatie van het voormalige café, het was verworden tot…….ja
tot wat eigenlijk? Zo’n zaak waar voor geproduceerde etenswaren worden verkocht
aan de toeristen die zich de tijd niet meer gunnen om een fatsoenlijke maaltijd
tot zich te nemen. Geen enkele gelijkenis meer met toen!
Nog even verder kijken, via google even de beelden van nu
opgezocht. Alle kleine winkels zijn verdwenen en overal zijn van die snelle
vreettenten voor in de plaats gekomen. Het verkeer is verdwenen en het
loopgebied wordt bemand door toeristen. Kortom Mokum is veranderd!
Toen ik een poosje naar die foto had gekeken realiseerde ik me wat wij, onze generatie, een mazzel hebben gehad dat we dat leven van toen toch heel bewust hebben mogen mee maken.
Natuurlijk blijft Amsterdam een mooi plaatje maar het
karakter is veranderd en dat is toch eeuwig zonde.
Ik blijf nog maar even hier in het zuiden, bevalt me prima 😉
maandag 5 juni 2023
dinsdag 27 september 2022
De Bank
De Bank
Het is begin juni 1977, het is 25 graden.
We zitten in een avondzonnetje te genieten van de mooie dag, die inmiddels al weer achter ons ligt. Het is een uur of acht inmiddels, de zon begint duidelijk in kracht af te nemen. Mijn vrouw vraagt waar ik zin in heb, wordt het koffie of wordt het een koud glas bier. Wat een dilemma in een mensen leven. Heerlijk buiten genieten en dan onmenselijke beslissingen moeten nemen.
“Wat wordt het nou?” Klinkt het uit de keuken “ik blijf niet wachten tot dat ik een ons weeg, hoor!” Dat is dus zo’n gezegde wat ik nooit heb begrepen, ik bedoel, volgens mij is het gewoon fysiek onmogelijk voor een normaal mens om een ons te wegen. Dat vertel ik haar natuurlijk niet. Ik ga niet het risico nemen dat, de kans dat er dan iets ingeschonken wordt, gelijk onder nul daalt. Nee, ik kijk wel uit. Ik moet een keuze maken. Om nog even wat tijd te rekken breng ik een soort oertoon uit,
“UHMmmmmmmmmm” klinkt het duidelijk hoorbaar, om aan te geven dat ik er nog niet helemaal uit ben. “Doe me maar een kopje koffie, maar ik wil er wel een cognacje bij hebben” roep ik op de meest zalvende toon die ik in huis heb. “Dat was de vraag niet, grote” klinkt er uit de keuken op het moment dat ik iets wil wat niet in haar planning voorkomt ben ik plotseling die grote! “Maar vooruit, ik ben ook de beroerdste niet.” Roept ze vrolijk vanuit de keuken.
En dus komt ze een paar minuten later naar buiten met twee koppen koffie en voor elk nog een alcoholische versnapering erbij. Ze zet het blaadje neer op een krukje, dat is gedegradeerd tot tafeltje. Ik kijk helemaal blij naar de dampende koffie en een grote bel cognac die begeerlijk staan te wachten om genuttigd te worden. Het is zo’n moment waarop je weet dat de gedachten aan wat je gaat proeven al een feest is van voorpret. Nog voordat ook maar een druppel van het zwarte dampende kopje koffie je mond heeft bereikt, nog voordat je neus de eerste vage geuren hebben opgevangen van het grote glas cognac, beginnen de smaakpapillen in je mond reeds een feestje te vieren. Hetgeen weer vertaald wordt in een overmatig produceren van speeksel. Hierdoor moet je al slikken nog voordat je ook maar een druppel tot je hebt genomen.
Niet alleen de smaakpapillen worden opdat moment verwent. Nee, het is gewoon de perfecte entourage, het samen komen van momenten die dit moment maken tot een unicum maken. De stilte. Het niets horen, op een verdwaalde merel na dan, die kennelijk nog steeds zoekende is naar een levenspartner. Geen enkel teken van leven dan de ademhaling van mijn vrouw en ik. Geen gillende trams op een te zwaar afgesleten rails in de Kinkerstraat. Geen blèrende kinderen of schreeuwende ouders. Geen bromfietsen die door de straat brullen.
Dit lijkt dus het perfecte moment om een eerste nipje te nemen van alle lekkernijen die staan te wachten. Ik neem het grote cognac glas op en begin het goudgele vocht te walsen onder mijn neus. Onderwijl snuif ik genoeglijk de geur op van de cognac. Ik breng het glas naar mijn mond. Onderweg zeg ik tegen mijn vrouw “Op je gezondheid” en tuit mijn lippen om het glas een zachte landing te laten maken.
Beneden tegen de gevel, tussen de boxruimte’s van de flat waar we wonen en het medisch centrum Dirk van Nimwegen, heeft de gemeente een houten zitbank tegen de gevel geplaatst. In het begin werd hier vaak gebruik van gemaakt door de oorspronkelijke bewoners. ‘De bank’ fungeerde als een ontmoetingsplek voor jong en oud. Voor buren en voorbijgangers.
Op de vrijdagmiddagen werd bijvoorbeeld het trappenhuis op de hoek van de Borgerstraat en de Nicolaasbeetstraat schoongemaakt. Dat gebeurde meestal door de vrouwen gezamenlijk. De mannen namen dan de straat en de stoep onderhanden. De waterslang werd aangesloten bij ons in de keuken en werd over het balkon heen gehangen, van tweehoog naar beneden. Het water vloeide rijkelijk, zodat het weekend kon beginnen in een schone omgeving die rook naar schoonmaak middelen en vooral naar bleek. Ook ‘de bank’ ontkwam niet aan zijn wekelijkse schoonmaakbeurt.
Als we klaar waren dan werd er een krat bier tevoorschijn getoverd en de nodige ander spiritualia. Gezamenlijk werd dan iets gedronken en werd de week doorgenomen. Nou kon je makkelijk met vijf man zitten op ‘de bank’, hij was ruim bemeten. Meestal was de groep ruim het dubbele en wat voorbijkwam was altijd van harte welkom om aan te schuiven.
Een van de vaste bezoekers, van deze vrijdagse bijeenkomsten, was agent Kuipers. Kuipers was ‘onze’ wijkagent. Kuipers gebruikte dit soort momenten om de contacten met de buren aan te halen en de laatste nieuwtjes tot zich te nemen. Hij dronk altijd een glaasje ‘frisdrank’ mee. Kuipers was van buiten Amsterdam maar had zich de Amsterdamse mentaliteit, als oud gediende, geheel eigen gemaakt.
Na een klein uurtje werd de bijeenkomst meestal afgeblazen. Ome Arie, riep dan tegen zijn vrouw, ‘Wordt het niet eens tijd dat jij die potten en pannen van je aan de kook brengt? Deze jongen kan wel wat vulling gebruiken’
Ome Arie en Tante Bep, waren de oudste bewoners en als die het sein van opbreken gaven volgde de rest gedwee. Er werden peuken geraapt, de boel werd nog even aankant gemaakt, het lege goed en de blikjes werden afgevoerd. Niemand kon zien dat hier een grote groep mensen een genoeglijk uurtje had door gebracht.
De avonden werden langer en de laatste weken werd ‘de bank’ ook intensief gebruikt door wat ouder mannen van Allochtone afkomst. Vaak gehuld in lange ‘kaftans’ ook wel een ‘djellaba’ genoemd. Ze zaten dan om een uur of negen ‘s avonds nog even bij elkaar en namen dan, in hun eigen taal, de week door. Meestal na een driekwartier verdwenen ze weer. De stoep lag dan bezaaid met afval. Variërend van doppen van noten, lege blikjes frisdrank en de nodige hoeveelheid bruin vocht welke met de regelmaat van de klok werd geproduceerd en uitgespuugd op de, nog van het bleek glimmende, stoep. Na goed toeven lag de hele omgeving van ‘de bank’ onder het geproduceerde afval zonder dat ook maar iemand even de moeite had genomen om die troep te deponeren in het, door de gemeente, hoopvol geplaatste afvalbakje.
Tegen tien uur ‘s avonds werd ‘de bank’ het bezit van een stel jongvolwassenen van allochtonen afkomst. Dit ging gepaard met veel kabaal. Waren het aanvankelijk zo’n drie a vier jongere die ‘de bank’ tot hun jeugdhonk hadden verheven en daar op gedempte toon gesprekken voerden. Dat veranderde met de dag. De dagen en weken die er opvolgde groeide de groep uit tot een groep van zo’n15 a 20 jonge mannen en vaak kleine kinderen. De toon van de conversatie werd luider, de aan en afvoer geschiede vaak per brommer of per auto.
De voertuigen werden consequent in een staat gehouden waarin ze de meeste herrie produceerde. De muzikale begeleiding steeg ver boven het aanvaardbare niveau uit en werd verspreid door een voorloper van de latere ‘Gettoblaster’ die op schelle tonen Arabische klanken uit stoten. Nu moet ik daar onmiddellijk aan toevoegen dat ook al was het de onvolprezen Johnny Jordaan met tante Leen, ik daar een even groot probleem mee zou hebben om die klok. Kortom, rond de klok van elf uur
‘s avonds had het veel weg van een openlucht bazaar zoals men die veel in de zuidelijke landen tegen komt en waar het leven zich voornamelijk op straat afspeelt. Een van de bezig heden die de gemoederen nogal hoog kon doen laten oplopen was het kaartspel dat ze speelden.
Kaarten op zich, zou je zeggen, is toch geen spel waar je overlast van hebt. Ik bedoel als je op een zondag middag een ruimte binnenloopt waar enthousiast bridge wordt gespeeld heb je toch echt niet het gevoel dat je op de Albert Cuijp terecht bent gekomen. Nee, de serene houding van de spelers van het edele spel roepen eerder associaties op bij een gebed huis dan die van een vismarkt.
Zoals gezegd, ging het spel dat ze speelden kennelijk met veel emotie gepaard, de kaarten werden met een vuistslag op ‘de bank’ gedeponeerd, onder het uitroepen van voor mij onverstaanbare klanken en kreten. Ik was de taal niet machtig maar had het gevoel dat ze in een permanente staat van oorlog waren met elkaar. Een heidens kabaal was het gevolg. Dit hield soms aan tot het moment dat ik naar mijn werk ging. De groep was dan wel iets uitgedund maar de nog aanwezige gingen met dezelfde passie ‘de bank’ te lijf bij het neer leggen van hun kaart.
Ik werkte in die tijd als trambestuurder in Amsterdam. Dat betekende vaak vroeg op om op tijd de eerste wagen de remise uit te rijden. Vier uur op betekende voor mij dat ik toch zeker om tien uur erin dook om aan de 6 uurtjes slaap toe te komen die ik gewoon nodig had om mijn werk naar behoren te kunnen verrichten.
Om tien uur naar bed en dan zo tegen halfelf vatte ik meestal de slaap. Niet op de avonden dat de allochtonen medegebruikers van ‘de bank’ hun kaartspel speelden. Die avonden en nachten waren voor mij een hel. In die tijd wilde je niet te veel zeggen tegen de mensen die overlast veroorzaakten. Er was nog een ruime mate van begrip en mededogen aanwezig bij de autochtone bewoners. Dus liet je het maar zijn gang gaan. Was het dus eerst alleen in de weekenden, naar mate de dagen langer werden en de temperatuur steeg, nam ook het aantal avonden toe dat men elkaar trof op ‘de bank’ Het tijdstip van samen komen verschoof naar een steeds eerder moment in de avond. Veel buurtbewoners van autochtone afkomst maakte na het avondeten een ommetje en namen dan een moment rust op ‘de bank’.
Steeds vaker ontstond er een situatie dat de oudere medegebruikers nog zaten te genieten en dat de eerste kaartspelers zich al melden. Het moment was aangebroken dat de kaartspelers, in gebroken Nederlands de autochtonen in niet mis te verstane woorden duidelijk maakte dat het tijd was om te vertrekken want het was niet meer ‘de bank’ maar het was nu ‘hun bank’ geworden.
Naar mate de tijd verstreek nam ook de overlast dus hand over hand toe. O, zult u zeggen, had je dan niet eens moeten gaan praten met die jongens?
U heeft volstrekt gelijk, praten is goed. Praten brengt oplossingen. Maar dan moet je mekaar wel willen verstaan, anders wordt het chaos. De eerste keer dat ik de slaap niet kon vatten door het helse kabaal beneden ben ik tegen halfeen ‘s nachts naar beneden gegaan, heb onder mijn arm twee flessen coca cola meegenomen en heb ze uitgelegd dat ik die morgen om vier uur op moest. En of ze alsjeblieft wilde stoppen met het slaan op die bank, want dat dreunde zo door en o ja, misschien kunnen jullie het volume van de muziek ook iets omlaag schroeven en, als ik niet te veel vraag, misschien kunnen jullie ook het volume van jullie praten iets temperen, zodat ik toch gewoon mijn raam open kan laten staan. Dat hoeft natuurlijk niet allemaal meteen, ik begrijp dat jullie dat even moeten verwerken, ik heb twee flessen coca cola meegebracht zodat jullie dan ook nog even iets te drinken hebben. Nogmaals, het hoeft allemaal niet meteen maar ik zou het erg op prijs stellen als jullie een beetje rekening met ons zouden willen houden.
Een van de aanwezige sprak voldoende Nederlands om mij te verzekeren dat het absoluut niet de bedoeling was om overlast te veroorzaken en dat ze er zeker rekening mee zouden houden. Hij werd onmiddellijk door een aantal van de aanwezige aan gesproken in het Arabisch en ik had niet de indruk dat het instemmend was met datgene hij mij zojuist had toegezegd. Ik ging, hoopvol weer naar boven. Daar werd ik sceptisch ontvangen door mijn vrouw. Ach zij heeft nou eenmaal veel meer realiteitszin dan ik. “Denk jij nou echt dat die klanten rekening met jou gaan houden, man laat je na kijken” ze draaide zich om en liep met grote passen terug naar bed.
Ik volgde haar gedwee. Het bleef stil, na tien minuten dacht ik dat ik het pleit beslecht had en wilde daar dan ook wel graag een bevestiging van van mijn vrouw. Heerlijk, ze zou moeten toegeven dat diplomatie werkt! Ik draaide me om naar haar toe en vroeg of ze al sliep. “Nu niet meer, nee! Wat is er? Ik wilde gaan zeggen ‘zie je wel, het heeft geholpen!’
Zover kwam het echter niet, op dat moment begon eerst het gebonk van de kaarten die met een klap werden neergelegd op de bank, al snel gevolgd door het geschreeuw dat het kaartspel begeleide. Dus in plaats van dat ik kon zeggen ‘zie je nou wel’ Zei mijn lieve vrouw, met een zure glimlach, “Nou wat heb ik je gezegd?? Ze hebben gewoon maling aan je”
Die nacht ben ik nog twee keer na beneden gegaan, zonder cola, geen zoenoffers meer. Maar ze gewoon de huid stijf gescholden. Ook dat hielp uiteindelijk niet. Tegen halfvier besloten ze dat het mooi was geweest en zijn ze vertrokken.
Toen ik om even na vier uur gebroken naar buiten kwam op weg naar mijn werk, keek ik met lede ogen naar de ravage die was achtergebleven. Notendoppen, papier, peuken en ik weet niet wat voor vuil allemaal. En, ja hoor, twee kapotgeslagen colaflessen, waarvan de inhoud en de scherven gedeeltelijk over ‘de bank’ waren uitgesmeerd. Kennelijk om nog maar eens te benadrukken dat het niet meer ‘de bank’ was, maar dat het nu ‘hun bank’ was.
De weken die daarop volgden werden van kwaad tot erger. Mijn buren hadden natuurlijk net zoveel overlast als ik. Steeds meer ontstond er een situatie van ‘wij tegen zij’. Het escaleerde snel. De houding van de allochtone werd meer en meer agressiever. Steeds vaker werden mensen die gebruik wilde maken van `hun bank` gesommeerd om weg te gaan. Een enkeling weigerde om zich weg te laten sturen en kreeg vervolgens het hele Arabische alfabet over zich heen. Werd bespuugd en vernederd. Dat ging net zo lang door totdat ook deze Don Quichot ervoor koos om te vertrekken.
De avonden en de nachten werden steeds meer het toneel van kwade buurbewoners die, nadat ontelbare keren met hun was getracht tot rede te komen, ervoor kozen om gezamenlijk op te trekken. De politie werd vele, vele malen gebeld. Echter de prioriteiten lagen vrijwel altijd elders. Pas toen het uitdraaide op een massale vechtpartij tussen de bewoners en (mis)gebruikers was de politie bereid om aandacht aan het probleem te gaan besteden.
Good old, wijkagent Kuipers kreeg de schone taak om als, zoals we tegenwoordig zouden zeggen, Mediator te gaan optreden. Na drie pogingen was zijn conclusie duidelijk, het lukte niet.
Na de zoveelste vechtpartij tussen buurtbewoners en allochtone was het tijd om massaal politieoptreden in te zetten. Na weken van aan rommelen was de rust weer gekeerd. ‘de bank’ was niet meer. Gesloopt door de allochtone gebruikers, in het kader van ‘wij hebben er niks meer aan, dus jullie ook niet.’
De sfeer was compleet veranderd, de verhoudingen tussen allochtonen en autochtonen waren volkomen op zijn kop gezet. De verschillende groepen gingen elkaar, met toenemend wantrouwen, bekijken.
De samenstelling van de buurt is ook gaan veranderen. De allochtonen namen in die jaren rap in aantal toe in de Kinkerbuurt en de autochtonen bewoners namen hand over hand af. Vluchten naar Purmerend en de nieuwe steden Lelystad en Almere was de gewoonste zaak van de wereld.
De politiek?
De politiek verklaarde dat het prima ging in een stad als Amsterdam. Het was toch prachtig dat veel Amsterdammers een nieuwe plek konden vinden in de nieuwe steden. Dat dit feitelijk een vlucht was werd er gemakshalve maar niet bij vermeld.
Vandaag, zo’n 40 jaar later kom ik af en toe nog weleens door de Kinkerbuurt. Met pijn in het hart zie ik dat die wijk is verworden tot wat je zou kunnen noemen een achterstandswijk. Het onderhoud aan de openbare weg, lijkt wel geheel te zijn verdwenen. Daar waar het vroeger naar bleekwater en reinigingsmiddelen rook, ligt nu het vuil waar niemand zich meer om bekommert. Het onkruid tiert welig, zowel tussen de stoeptegels als daarop. De ‘Amsterdammer’ zie je niet meer. Ten minste de Amsterdammer zoals ik die 40 jaar geleden nog voor ogen had. Het beeld is er dan misschien kleuriger opgeworden, zoals de politici graag beweren, het is er zeker niet leefbaarder opgeworden.
Het is begin maart 2017
We zitten in een avondzonnetje in onze wintertuin te genieten van de mooie dag, die inmiddels al weer achter ons ligt. Het is een uur of acht inmiddels, de zon begint duidelijk in kracht af te nemen. Mijn vrouw vraagt waar ik zin in heb, wordt het koffie of wordt het een koud glas bier. Wat een dilemma in een mensen leven. Heerlijk genieten en dan onmenselijke beslissingen moeten nemen.
“Wat wordt het nou?” klinkt het uit de keuken “ik blijf niet wachten tot dat ik een ons weeg, hoor”
“Doe me maar een kopje koffie, maar ik wil er wel een cognacje bij hebben” roep ik op de meest zalvende toon die ik in huis heb. “Dat was de vraag niet, grote” klinkt er uit de keuken op het moment dat ik iets wil wat niet in haar planning voorkomt ben ik nog steeds die grote “maar vooruit, ik ben ook de beroerdste niet.” Roept ze vrolijk vanuit de keuken. En dus komt ze een paar minuten later naar buiten met twee dampende koppen koffie en voor elk nog een alcoholische versnapering erbij.
Ik kijk helemaal blij naar de dampende koffie en een grote bel cognac die begeerlijk staan te wachten om genuttigd te worden. Heerlijk rustig, even waan ik me terug in het Amsterdam van weleer. Dan gaat de bel en de kinderen van de familie komen binnen hollen, meteen bruist de tent van leven en van lachende kinderen. Lachende kinderen mogen altijd onze rust verstoren. “Mogen we binnen komen?” klinkt het vrolijk uit de mond van hun ouders. “Maar natuurlijk” geef ik als antwoord.
Gelijk realiseer ik me dat ik niet meer in de Borgerstraat in de Amsterdamse Kinkerbuurt zit, ik ben weer terug in de realiteit. Na te hebben gezocht in Almere wat we waren verloren in Amsterdam, weet ik nu weer waarvoor we vertrokken zijn uit groot Mokum en zelfs een aantal jaren ons heil gezocht hebben in Duitsland. Bracht het wonen in Duitsland eerst nog dat wat we hadden verloren in Amsterdam, namelijk de geborgenheid van een volksbuurt. Toch bracht het gemis van de familie in onze directe omgeving ons ertoe om terug te keren naar het zuiden van Nederland.
Nu, in deze tijd waar de verkiezingen voor de deur staan in een redelijk verdeeld Nederland denk ik dus regelmatig terug aan de situatie waarin we Amsterdam achter ons lieten. Je kan eigenlijk niet anders vaststellen dat er in veertig jaar feitelijk weinig veranderd is. Misschien dat de tegenstellingen verder zijn toegenomen. De integratie nog moeizamer verloopt, de angst voor extremisten het leven lijkt te gaan beheersen en dat de roep om de grenzen dicht te gooien alleen maar luider is geworden.
Ondanks hetgeen er in al die jaren is gebeurd, de moord op Pim Fortuyn, het weg kijken van de gevestigde politieke partijen en de opkomst van de populisten, lijkt er maar geen schot te zitten in een tolerantere samenleving.
Nog steeds spreekt de derde en vierde generatie allochtonen over hun moederland, waarmee ze dus niet Nederland bedoelen. Hand over hand nemen de haat zaaiende Imams het voortouw om de gebedshuizen, van niet christelijke huizen, te misbruiken voor hun oproepen om haat en verderf te zaaien.
Inmiddels wonen we alweer ruim 7 jaar in Landgraaf, zuid Limburg. Mijn vrouw wilde graag terug naar haar roots, ze is van origine Maastrichtse en dan blijft die zachte G toch trekken. We weer wonen rustig in een appartement, we hebben geen last meer van al die ellende. De sociale structuur is vergelijkbaar met die van Amsterdam, de buurtjes zijn schatten, helpen elkaar daar waar nodig en daar waar het kan. Kortom voor ons geen weg terug, we zijn feitelijk geland op de plek die we achter ons hadden gelaten, heerlijk dus.